‘Euthanasie? Woensdag eind van de dag, we zitten wat krap’ - NRC

2022-07-01 20:46:33 By : Mr. Frank Zhang

Vanwege het coronavirus werken onze medewerkers thuis.

N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.

24 uur bij een huisarts ’s Ochtends vroeg liep de telefonische wachttijd snel op tot 40 minuten. En dan waren de spreekuren al zo goed als vol. „Iets extra’s doen onder werktijd is nooit meer een optie”, zegt Gijsbertjan van Breukelen. Vrijdag staken de huisartsen.

Vrijdag pas? Nee, nee, schudden de kinderen. Hun vader hoopte vorige week al dat zijn euthanasieverzoek zou worden ingewilligd. Nóg vier nachten wachten? Dat gaat eigenlijk niet.

Huisarts Gijsbertjan van Breukelen kijkt naar het plafond. „Hmm.” Hij zit naast het bed van een 76-jarige man, in zijn hoofd ratelt de hele weekplanning voorbij. Welke afspraken kan hij afzeggen? En komt de huisartsenpraktijk in Woerden dan in de knel?

„Woensdag is misschien een optie”, zegt hij dan. „Aan het einde van de praktijkdag. In alle eerlijkheid: we zitten krap.” De man, zijn vrouw en kinderen knikken instemmend – woensdag is beter. „U hebt ook tijd nodig om afscheid te nemen”, vindt Van Breukelen.

Stap voor stap legt de huisarts uit hoe de euthanasie in zijn werk gaat. Eerst komt een verpleegkundige een infuus prikken, dan wordt onder meer een slaapmiddel ingespoten. Door de zachtgele gordijnen schijnt de zon naar binnen.

Beneden bij de uitgang schiet Gijsbertjan van Breukelen de coördinator van het hospice aan. Op haar voorhoofd verschijnen diepe rimpels als ze de planning hoort. Woensdagavond? Ze zucht. Ze zitten krap. Dat wordt puzzelen.

De huisarts knikt en loopt met reuzenpassen terug naar de praktijk. Vrijdag is zijn vrije dag. Hij dacht: dan heb ik alle rust dit verzoek in te willigen. Van Breukelen gooit zijn jas op de kapstok en ploft neer op zijn bureaustoel. „Maar als je hebt besloten dat iemand ondraaglijk lijdt, kun je eigenlijk niet zeggen: wacht nog maar even tot vrijdag.”

Hij toetst het nummer van de apotheker in. Zij belooft woensdagochtend de ampullen klaar te maken.

De huisartsen richten zich tot minister Ernst Kuipers (Volksgezondheid, D66), die afspraken wil maken over de zorg de komende jaren. Dat zorgakkoord wordt deze zomer verwacht.

Eigenlijk heeft Van Breukelen woensdagavond een vergadering. De zorg in Woerden loopt vast. Er moet een huisartsenpraktijk bij, maar wie gaat die taak op zich nemen?

Die vergadering zegt hij nu af. „Geen tijd!”, lacht hij. „Hoe cynisch is dat?”

Vrijwel alle huisartsen in Nederland ervaren dezelfde problemen als de huisartsen in Woerden. Er zijn te weinig artsen, te veel patiënten. En nu de doorstroom stokt in de ziekenhuizen, de geestelijke gezondheidszorg en de ouderenzorg, komen die patiënten keer op keer op het bordje van de huisarts terecht. Hoe zien de problemen eruit in de praktijk? Een doorsneedag uit het leven van Gijsbertjan van Breukelen (41), huisarts aan de Kievitstraat in Woerden.

Teambespreking aan de ovale, houten tafel op de eerste verdieping. Huisarts Esther de Graaf heeft een afzegging op haar spreekuur. Dat betekent een klein beetje manoeuvreerruimte voor de vijf assistentes die vandaag de telefoon opnemen.

Aan de wand hangt het weekrooster van de praktijk. Achter vier van de vijf huisartsen staat een rode stip: hun spreekuur is volgeboekt.

Van Breukelen staat op en gaat, met twee treden tegelijk, de trap af naar zijn spreekkamer. „Het regent slechte diagnoses”, zegt hij. „Veel kanker. Je denkt: hebben mensen te lang gewacht?”

Het rooster van de praktijk. Een rode stip betekent dat het spreekuur van die huisarts is volgeboekt. Foto Mona van den Berg

De eerste patiënt, een oudere vrouw, had griep. Ze maakt zich zorgen: ze moet gedotterd worden, dat gebeurt maar niet. Is het te druk in het ziekenhuis? „De vorige keer waren ze ook bijna te laat.” Van Breukelen kent haar goed. Specialisten zien een vernauwing in een ader, legt hij uit, ze gaan een MRI-scan maken en beslissen dan wat nodig is. „Dat hadden ze u moeten uitleggen.”

Een man van in de zeventig, sportief figuur, heeft last van „vlokkerige ontlasting”. Ging hij eerder één keer per dag, nu haalt hij het toilet soms niet eens. Van Breukelen knikt – „geen mooie drol”, typt hij. Zijn broeken zakken af, merkt de man. Hij is in een paar maanden tijd zes kilo afgevallen. Hij hoopt op een pilletje. Een pilletje? „We ontkomen niet aan een darmonderzoek”, zegt Van Breukelen. Maar waar? Hij scrollt over een scherm met de wachttijden per ziekenhuis. „Poeh”, zucht hij. Woerden: negentig dagen. Nieuwegein: negentig dagen. „Hoe mobiel bent u?” In Bilthoven heeft een particuliere kliniek binnen een week plek. „Het nadeel”, zegt Van Breukelen, „áls ze iets vinden, dan behandelen ze u niet. Dan komt u weer bij mij terug.”

Eén van de assistenten schilt een appeltje op het dakterras. Toen ze vanochtend om iets over acht aan haar dienst begon, hingen er al vijftien mensen in de telefonische wacht. De wachttijd liep op tot veertig minuten. „En we hadden nog maar zeven plekken op het spreekuur te vergeven.” Je kunt wel raden hoe de stemming aan de andere kant van de lijn was. Een collega: „Lomp gezegd is het je werk om mensen van het spreekuur weg te houden. Negen van de tien keer gaan klachten trouwens ook vanzelf over.”

De praktijk aan de Kievitstraat in Woerden heeft 8.300 ingeschreven patiënten, en in gewone tijden zeven huisartsen. Maar nu zijn er twee vacatures, en één collega is op vakantie.

De assistente: „Bij een praktijk hier in de buurt nemen ze op sommige dagen de telefoon niet eens meer op. Daar krijg je dan een bandje: alléén voor spoed mag je langskomen.”

Van Breukelen vindt dat mensen binnen drie dagen bij een huisarts terecht moeten kunnen – én dat ze recht hebben op een vaste huisarts. Het levert wetenschappelijk bewezen gezondheidswinst op, zegt hij. Er zijn nu al gebieden waar mensen zonder dokter zitten – gebieden waar mensen vaak al kwetsbaar zijn. „Je krijgt een kloof”, ziet hij, „mensen met lage gezondheidsvaardigheden raken uit beeld”. Dat zijn mensen die niet weten wat gezond gedrag is bijvoorbeeld. „Een collega uit Utrecht vroeg laatst: ‘Eet je groente?’ ‘Ehh… ja’, zei die patiënt. ‘Paprikachips’.”

Maandag hingen er ’s ochtends al vijftien mensen in de telefonische wachtrij, er was die dag plek voor zeven.

Foto Mona van den Berg

Een man met een zere kuit laat zich tegenover de huisarts in een stoel zakken. Hij denkt aan een zweepslag. Dat denkt Van Breukelen ook. „Kunt u erop staan?” Dat kan hij. „Als u zit, mag u het been ietsje hoger leggen.”

Een vrouw die sinds de overgang superslecht slaapt, meldt zich. Ze was hier al vaak en heeft van alles geprobeerd. Aan welke knop kan ze nu nog draaien?

„Je kunt prima functioneren op een paar uur slaap”, zegt Van Breukelen. Het hoort een beetje bij het ouder worden. „Mensen hebben meestal meer last van de frustratie van het wakker liggen, dan van het slaaptekort zelf. Nijdig worden, dát moet je voorkomen.”

De vrouw mag een middel tegen depressie proberen – in een lage dosis kan dat helpen bij slapeloosheid.

Als de vrouw weg is, beantwoordt de huisarts een paar vragen die via de website zijn binnengekomen. Zulke e-consults doen ze sinds een jaar. „Een jongen met eczeem op zijn voeten”, mompelt hij – die krijgt een zalf. „In gewone tijden zou je zo’n jongen willen zien. Nu denk ik: hij is jong, als dit niet werkt, dan vindt hij de weg naar de huisarts wel.” Is dit de nieuwe zorg, vraagt Van Breukelen zich wel eens af, „of nemen we een onacceptabel risico?”

Gijsbertjan van Breukelen is sinds 2008 huisarts. Vrijwel alle patiënten die vandaag aanschuiven, kennen hem. Zeker de helft wéét dat hij drie weken geleden vader werd. En: de huisarts kent hen. Hij weet waarvoor de vrouw met pijn op de borst bang is, en dat hij voor de man met vaatproblemen iets meer tijd moet nemen.

Vóór hij iemand zijn spreekkamer binnenroept, leest hij wat de reden van de afspraak is, dan loopt hij de wachtkamer in. Hij observeert hoe ze erbij zitten, hun kleur, hun geur, hoe veren ze op uit de stoel? Negen van de tien keer weet hij dan al wat hij gaat doen voor de patiënt. En vandaag was dat zeven van de tien keer niets: niets bij de jongen met maagklachten (die moet minder maagzuurremmers slikken), niets bij de man met de zweepslag, niets bij het kind dat in bed plast. Hij luistert, legt uit, geeft advies. Hij noemt dat „maatschappelijke geneeskunde”.

Soms doet de huisarts iets omdat de patiënt het wil: een bloedonderzoek om prostaatafwijkingen op te sporen, bijvoorbeeld. Van Breukelen vindt „ontzorgen” ook „kwaliteit van leven”. En trouwens: „Je kunt wel zeggen: met zulke vragen hoef je bij mij niet te komen. Maar ik moet nog langer met die patiënt door één deur.”

Mail van de assistent: een baby met drie dagen koorts, kan die er nog tussen? Van Breukelen: „Die wil ik even zien.”

Lunch op het dakterras, zónder Van Breukelen. Het aantal telefoontjes neemt inmiddels wat af, zeggen de assistenten. De afgelopen coronajaren was het aan de telefoon drukker dan ooit. Als de NOS meldde dat mensen tussen de 60 en 64 jaar een vaccinatie konden halen, dan hing de volgende dag het halve patiëntenbestand aan de lijn. „Waarom werden wij niet wat eerder dan de NOS ingelicht?”

Veel zorg ketst terug op de huisarts, zegt één van de dokters die ook is aangeschoven. Het verwijderen van een hechting na een ziekenhuisbezoek. „Of de arts zegt na de operatie: u mag altijd bellen.” Ze schiet in de lach: „Maar zo’n patiënt krijgt die arts natuurlijk nooit meer aan de lijn. De telefoniste van het ziekenhuis zegt: bel de huisarts maar.”

Van Breukelen schenkt een glas cola in en grist een rol koekjes mee. Zijn lunchpauze ging op aan een vergadering.

Gijsbertjan van Breukelen vindt dat mensen binnen drie dagen bij de huisarts terecht moeten kunnen. Foto Mona van den Berg

De baby met koorts heeft een dubbele oorontsteking. De huisarts schrijft antibiotica voor. Daarna belt hij een jonge vrouw die hij naar een psycholoog heeft doorverwezen. „Hoe gaat het?” Als hij heeft ophangen: „De tweede lijn in de geestelijke gezondheidszorg is zo goed als verdwenen”, de zorg waarvoor een verwijzing nodig is. Hij weet soms niet meer waar hij met een patiënt heen moet.

Van Breukelen trekt zijn jas van de kapstok om naar het hospice te gaan. Vroeger deed hij zo vijf visites op een dag, nu maximaal drie, maar meestal minder: de drempel is hoger geworden. Sinds vorig jaar is er wel een spreekuur bijgekomen in het verzorgingstehuis verderop. Dat scheelt, vindt hij. „Sommige mensen wil je gewoon echt wat vaker zien.”

Terug van het hospice, zet Van Breukelen de schuifpui van zijn spreekkamer open. Hij haalt een vrouw op uit de wachtkamer. Ze heeft corona, maar ook COPD, en dus wil hij haar zien. De hoeveelheid zuurstof in haar bloed is laag, en ze heeft koorts. „Red je het?”, vraagt hij.

De laatste patiënt is vertrokken. Nog twee telefoontjes, vijf e-consulten, de euthanasie voorbereiden, en 86 brieven lezen. Brieven van artsen die behandelingen uitvoerden, uitslagen, brieven van verzekeraars – die leest hij vanavond.

En dan was vandaag nog best een ontspannen dag, concludeert Van Breukelen. Geen spoortje ironie. „Ik had constant de controle.” Vrijwel alle taken naast het spreekuur voert hij uit in zijn vrije tijd. Tekort aan tijd is er altijd geweest in dit vak, zegt hij, dat wist hij van tevoren. „Nieuw is dat iets extra’s doen onder werktijd, nooit meer een optie is.”

Huisartsen gaan vrijdag 1 juli actievoeren: ze gaan naar het Malieveld in Den Haag. Alleen voor spoed zijn deelnemende praktijken open. Twee (waarnemend) huisartsen vertellen over hun ervaringen in de praktijk.

Daisy Pors (32) werkt sinds 2019 als huisarts in Den Haag, in de Archipelbuurt. Het is de wijk waar ze als kind opgroeide. Een droomplek voor Pors: de mensen die haar vroeger op straat zagen stoepkrijten, zijn nu haar patiënten. Ze vertrouwen haar, het „bijdehante buurmeisje” van nummer 143. Ze weet hoe de bewoners lopen en praten, „veranderingen in gedrag of gezondheid zijn daardoor zo gespot.”

Weten wanneer iets „niet pluis is”, dat maakt een goede huisarts vindt Pors. De oude mevrouw Jansen, altijd scherp van geest, is dat opeens niet meer. Dus: „Hier klopt iets niet.” Een andere huisarts had misschien gedacht: „Mevrouw Jansen is wellicht niet zo begaafd of het is een leeftijdskwaal.”

Pors zou ook graag meer tijd voor patiënten hebben. Drie dagen in de week draait ze spreekuren, de andere werkdagen besteed ze vooral aan onder meer „onnodige administratie”. Personeelstekorten in verpleeginstellingen, ziekenhuizen en de ggz verergeren de al hoge werkdruk, verzekeringsformulieren, persconferenties en overheidsbesluiten doen daar nog een schepje bovenop. Als het kabinet iets zegt over gezondheid, bijvoorbeeld over Covid-19, bellen mensen vaker hun huisarts. Op een normale dag hangen er zo’n 80 mensen aan de lijn, na een persconferentie ongeveer 180 extra. Pors luncht op die dagen in de auto, op weg naar een huisbezoek.

Het zorgsysteem is overspannen, vindt Pors. En de huisarts, die vaak het eerste contact heeft met de patiënt, is daar de dupe van. Een negentig jaar oude patiënt van Pors belandde bij haar op het spreeku ur met een gebroken pols. De man had acute thuiszorg nodig, want alles zelf doen was lastig met één arm. Maar Thuiszorg kampte met tekorten, dus de man kon pas over zes week thuiszorg krijgen. Aan Pors dan de taak een oplossing te vinden voor het probleem, want waar kan de man anders terecht?

Pors heeft er regelmatig slapeloze nachten van. De huisarts „die je kent en begrijpt” verdwijnt langzaam, door de hoge werkdruk. En dat komt de zorg niet ten goede, denkt ze, „patiënten worden onnodig doorverwezen en medicijnen worden voorgeschreven die niet nodig zijn. Terwijl de echte zorg die nodig is door tijdsgebrek misschien wel over het hoofd wordt gezien.”

Als waarnemer staat Isabel van Hövel-Ullmann huisartsen bij. Een belangrijke taak, want een huisarts moet zeven dagen per week 24 uur per dag beschikbaar zijn – voor één persoon een onmogelijke taak. Voordeel voor Van Hövel-Uhlmann zelf: minder administratie („want geen praktijk gerelateerde administratie”) en meer tijd voor de patiënt.

Uit eigen ervaring weet ze hoe belangrijk tijd kan zijn voor een patiënt. Haar dochter moest in september 2021 een MRI ondergaan. Een dag later, vroeg in de ochtend, belde de huisarts. Zij wilde even checken hoe het ging, vragen of ze nog wat kon doen en uitleggen hoe de behandeling nu verder ging. De zorg van haar dochter, zo voelde ze, was bij haar huisarts in goede handen.

Zo moet de huisartsenzorg nu ook weer worden, vindt Van Hövel-Ullmann. Patiënten zijn onzeker na een consult en komen vaker terug. „Alsof de huisartsenzorg een pizza is die je consumeert.” Het vertrouwen is verdwenen, en dat is te wijten aan het gebrek aan tijd en de hoge werkdruk. Echt luisteren naar de patiënt lukt alleen in haar eigen, ‘onbetaalde’, tijd. Op papier werkt ze parttime, maar met haar lijst aan ctiviteiten wordt dat snel 35 uur per week.

Complexe zorg is te veel naar de huisarts geschoven, vindt Van Hövel-Ullmann. In 2006 werd diabeteszorg bij de huisartsen ondergebracht. De huisarts had meer contact met de patiënt, was laagdrempelig en kon sneller ingrijpen bij problemen. Het was „mooi en liefdevol werk” dat de huisarts mocht doen, en het ging goed. Te goed, denkt ze. „Er kwam steeds meer gespecialiseerde zorg bij: ouderenzorg, cardiologie, astma en COPD-behandelingen. Nu is de grens bereikt: we hebben te veel zorg op ons bordje gekregen.”

En dat is niet het enige probleem vindt Van Hövel-Ullmann. „Voor recepten die de huisarts uitschrijft, moeten meerdere formulieren ingevuld worden, er zijn te lange wachtlijsten in de gespecialiseerde zorg en in de rest van de sector is nauwelijks ruimte en geld om die overloopzorg op te vangen.” De huisarts is daardoor beroofd van echt contact met de patiënt. „We moeten ons afvragen wat we verwachten van de huisarts. De patiënt verdient een zorgmedewerker die overeind kan blijven staan en dat wordt nu onmogelijk gemaakt.”

Heeft u een tip over dit onderwerp, ziet u een spelfout of feitelijke onjuistheid? We stellen het zeer op prijs als u ons daarover een bericht stuurt. U kunt ons ook anoniem een tip geven.